Huba de Graaff
Componist-producent van eigen opera’s (Apera, Pornopera) gaat op een ironische manier om met geluid, vaak een speelse reflectie op de bestaande muziekpraktijk.
Huba de Graaff (Amsterdam, 1959) neemt een uitzonderlijke plaats in in het landschap van de hedendaagse muziek. Ze produceerde de laatste 30 jaar een serie unieke muziektheaterwerken. Ze studeerde viool, sonologie en compositie, o.a. bij Gilius van Bergeyk, Louis Andriessen, Dick Raaymakers en Walter Zimmermann. Haar compositiewerk beperkt zich niet tot noten schrijven. Vaak staat ze ook zelf op het podium. Al in de jaren 80 speelde ze viool in bandjes zoals The Tapes en Transister. Later trad ze op met zelfgebouwd instrumentarium, zoals een metalen jurk, waarmee ze allerlei elektronica kon aansturen. Ze is altijd in de weer met mengtafels, laptops en elektronica en geeft veel lezingen over haar altijd fascinerende en uiterst originele projecten.
Voor Huba is componeren ook altijd uitvinden, onderzoek doen en tot essentiële vragen komen. Goede noten achter elkaar zetten is het streven van elke componist. Maar waarom staan ze daar? Wat betekent het? Nooit neemt Huba genoegen met zuiver esthetische normen. Waarom moet er zonodig gezongen worden? En wat is dat dan eigenlijk: zingen?
Niets is vanzelfsprekend in haar muziek. Zangers zijn soms ook acteurs of apparaten. Er worden ook altijd tegenstellingen gezocht, vragen gesteld, essenties uitvergroot en over de top gejaagd. Ze zoekt nieuwe interacties tussen akoestische en elektronische instrumenten en deinst er niet voor terug om eigen software of app’s te maken of onorthodoxe geluidsinstallaties te ontwerpen.
Zelden schrijft ze zuivere concertmuziek voor een ensemble zonder opsmuk. Liever zoekt ze samenwerking met theatermakers, ontwerpers, kunstenaars uit andere disciplines. Beeld en tekst zijn meestal ook aanwezig, maar er is geen vaststaande hiërarchie van tekst, geluid en beeld. Dat onderscheidt haar muziektheaterwerk van traditionele opera.