Steven Kamperman
"Tegenstellingen inspireren mij"
Van november 2022 tot februari 2023 verbleef componist en klarinettist Steven Kamperman in het Van Doesburghuis in Meudon (Parijs). Hij componeerde daar drie grote werken, waarvan het eerste is uitgebracht op het album "Maison Moderne", dat op 24 maart 2024 wordt gepresenteerd in het Bimhuis. Charlie Crooijmans had een gesprek met hem over structuren en vrijheid in het componeren en improviseren en over de inspiratie die hij opdeed in Frankrijk.
Steven Kamperman (1970) komt uit de jazz, impro en wereldhoek en is een van de meest veelzijdige componisten van Nederland. Hij schreef onder meer de opera Roodhapje (2015) uitgevoerd door Holland Opera, Hildegard (2018) gebaseerd op Hildegard von Bingen's werk De Orde der Deugden en muziek voor de film Der müde Tod (1921) van Fritz Lang, uitgevoerd door Wishful Singing. Een recent werk met improvisaties is het album City Maps (2021) waar Steven samenwerkte met de trompettist Bart Maris, bassist Dion Nijland en gitarist Jorrit Westerhof.
Zijn verblijf in Parijs heeft zijn manier van componeren diepgaand veranderd. ‘Het was altijd zo dat ik ófwel op een intuïtieve manier aan de slag ging, ófwel vanuit een bepaalde structuur. Als ik intuïtief werkte dan schreef ik wat spontaan in me opkwam. Dat leverde vaak emotioneel directe muziek op, maar het gevaar is dat je soms je eigen clichés voorbij hoort komen,’ aldus Steven. ‘Om mezelf buiten mijn comfortzone te brengen werkte ik op andere momenten juist vanuit een beperkende structuur. Dan moet je bijvoorbeeld denken aan een geconstrueerde toonladder. Dat bracht me vaak in een spannende ‘andere’ muzikale wereld, maar het gevaar met die methode is ook dat het een beetje een hersenexercitie wordt. En ik heb eigenlijk helemaal niks met cerebrale muziek; ik hou van muziek die me emotioneel raakt. De waarheid lag voor mij ergens in het midden, dat was me wel duidelijk… maar op wat voor een manier dan?’
Een aantal maanden in afzondering schrijven in het Van Doesburghuis, mogelijk gemaakt door het Fonds Podiumkunsten, was een welkome uitdaging. Het huis is vernoemd naar de kunstenaar Theo van Doesburg (1883-1931), de oprichter van het tijdschrift “De Stijl”. Het is vormgegeven volgens de idealen van de Stijl en ademt een gestructureerde, moderne beeldtaal uit. ‘Het was voor mij een ideale omgeving om deze spanning tussen structuur en intuïtie af te tasten. Enerzijds was Van Doesburg enorm zuiver in de conceptuele leer. Hij was een onvermoeibare theoretische denker. Maar tegelijkertijd zijn er ook allerlei details in het huis die zijn heerlijke speelsheid van geest verraden, zoals bijvoorbeeld de expres wat scheef gelegde tegeltjes in de verder rechthoekige bibliotheek. Hij was ook Dada-dichter, en zijn werk was ook heel spiritueel geörienteerd. Het mooie was dat de tegenstelling daardoor ook in mij begon te verdampen. De beide aanpakken begonnen door elkaar heen te vloeien. Je kunt binnen een intuïtief kader prima met structuurelementen spelen. Andersom kan er binnen een structuur absoluut genoeg ruimte zijn voor intuïtie, als je het tenminste niet helemaal dichttimmert. Helemaal geen opzienbarende conclusies van een afstandje, maar ik zag daar ineens helder voor me hoe dat dan moest in de praktijk.’
Improvisatie en technieken
Steven nodigde violist Oene van Geel, pianist Albert van Veenendaal en de Franse gitarist Paul Jarret uit om samen in het Doesburghuis in drie dagen tijd de muziek die hij had geschreven op te nemen. Drie muzikale vrienden, die gewend zijn om te improviseren. Ze zijn niet aan de haal gegaan met zijn materiaal. Ter illustratie legt Steven het verschil uit tussen componeren voor klassieke en jazzmusici. ‘Bij de klassieke musici is de vraag al gauw: “Moeten we deze noot mezzoforte of forte spelen? Of: “Daar staat een punt, maar wil je die noot echt kort of kan die iets langer?” En dan zeg ik heel snel: “Mensen, doe het in principe zoals jullie het zelf mooi vinden. Als ik het er niet mee eens ben, horen jullie het wel.” Bij jazzmusici moet je juist soms op je strepen gaan staan van “Hé, wacht even, ik heb dit geschreven met een idee.”
Steven heeft lang nagedacht over de compositievormen en improvisatieconcepten die hij van tevoren naar zijn vrienden stuurde - ‘Dat scheelt discussies’ - zodat ze in de weinige tijd die ze hadden - anderhalve dag repeteren en anderhalve dag opnemen - meteen aan de slag konden. De improvisatieconcepten werden door iedereen uitgewerkt, ‘Waar de muziek dan heen gaat, ontstaat echt in het moment zelf. En ja, dat lukt wonderwel bij deze musici. We hebben heel veel vertrouwen in elkaar, dat is de sleutel.’
Voor het album Maison Moderne namen de musici de verschillende ruimte in het Doesburg Huis als uitgangspunt. Zo hebben ze zelfs stukken opgenomen in de keuken en het verwarmingshok, waardoor ook het huis zelf tot klinken komt op het album. De suite als geheel is een soort muzikale rondleiding door het huis, maar draait soms ook om anekdotes over van Doesburg zelf.
Muzikaal vocabulaire
‘In tegenstelling tot compositie is improvisatie ultra-intuïtief. Als je te veel gaat nadenken over de structuur en hoe je die wilt vormgeven, dan sta je als verstijfd op het podium. Er komt dan niks uit wat mij als luisteraar interesseert. Maar ik vind het superbelangrijk dat improvisaties onvoorspelbare elementen blijven bevatten. Iedereen heeft zijn vocabulaire, daar ontkom je niet aan. Maar hoe pas je dat vocabulaire toe? Hoe spits ben je op een bepaald moment en durf je dingen los te laten en je aan te passen. Dat is een interessante botsing.’
Om een vocabulaire op te bouwen kun je bijvoorbeeld pattern improvisation toepassen. Deze techniek, de keuze van een patroon en daarop variëren, is bekend geworden door John Coltrane. ‘Ik heb ooit geroepen dat ik wilde stoppen met patterns studeren, wat ik niet gedaan heb, maar ik studeer ze wel altijd vanuit het idee om niet te hoeven nadenken. Zodra ik in mijn solo een herkenbaar pattern voorbij hoor komen, vind ik dat verschrikkelijk. Ik maak het mezelf misschien ook wel heel moeilijk, maar ik vind het eigenlijk flauw om wat ik gestudeerd heb ook op het podium uit te voeren. Dus ik probeer me eigenlijk altijd op dat punt te brengen van, “Oké, ik ben een leeg blad, ik kan loslaten. Ik kan het laten gebeuren. Want er is genoeg waar ik uiteindelijk op kan terugvallen.”’
Traditionele jazz thuis
Bij Steven thuis in Roermond schalde jazz uit de speakers: ‘Mijn moeder luisterde veel naar Benny Goodman. Het is niet voor niets dat ik sinds mijn negende klarinet speel. Ze had ook platen van Charlie Parker, Dizzy Gillespie en Miles Davis. Mijn broer, die zes jaar ouder is, kocht ook allemaal jazzplaten. Hier houd ik nog steeds heel erg van, hoewel ik tegenwoordig niet meer blaas in hun stijl, wat ik vroeger nog wel deed.’
Toen Steven in Utrecht kwam om filosofie te gaan studeren aan de universiteit, speelde hij saxofoon in de stijl van Lee Konitz en Art Pepper. ‘Ik kan me nog goed herinneren dat ik een keer tegen Marcel Kranendonk (toenmalige programmeur van jazzpodium SJU) heb gezegd: “Als ik dit op m'n 25ste nog steeds doe, moet je wel iets tegen me zeggen hoor”.’ Standards kun je op een leuke, spannende manier spelen, maar als je net als Steven andere muziek in je hoofd hoort, moet je daar iets mee doen.
Turkse muzikale zielenbroeder
De Music Meeting in Nijmegen in 2002 bracht Steven en Behsat Üvez samen. Üvez tourde eerder als solist met het Staatsensemble van Ankara de wereld over. Ze richtten de groep Baraná op en speelden moderne modale muziek met allerlei gastmuzikanten zoals de draailierspeler Valentin Clastrier – met wie Steven later als duo heeft opgetreden. Met Üvez voelde Steven zich enorm verwant, ‘Ja, op zielsniveau! We dachten vaak precies dezelfde dingen als we muziek hoorden, ook al kwam hij uit een heel andere cultuur. En dat laatste was een geschenk voor mij: doordat hij uit de Turkse volksmuziektraditie kwam, leerde ik van hem hoe er daar over melodie gedacht wordt.’ Steven beschrijft hoe ze samen zaten te componeren, hij op de piano en Behsat op zijn cura (snaarinstrumentje), ‘de manier waarop je een melodie kunt vormen door die tienduizend keer te zoeken en elke keer probeert alle luikjes open te zetten. Want die melodie zit daar ergens en op een bepaald moment dan heb je haar te pakken.’
Omdat deze manier van denken een plek heeft veroverd in zijn hoofd en hart, is het maken van melodieën voor hem naar eigen zeggen heel gemakkelijk geworden, wat ook te maken heeft met (hij wijst achter zich) ‘met dat ding daar’ zijn drumstel. ‘Ritme is misschien wel het belangrijkste aspect aan melodie.’
Via het drummen terug naar de jazz
‘Ik ben ongeveer acht jaar geleden begonnen met drummen, aanvankelijk om meer grip te krijgen op onregelmatige maatsoorten, zodat ik daar minder over hoef na te denken en de muziek intuïtief kan stromen. Toen ben ik in plaats daarvan gewoon traditionele jazz op drums gaan leren spelen. Ineens luisterde ik weer naar Elvin Jones en Roy Haynes en dat vond ik weer helemaal te gek. Dion Nijland, mijn bassist en goede vriend waar ik veel mee speel, en Ruben Drenth, een fantastische jonge jazztrompettist in Nederland, komen hier af en toe langs en dan gaan we standards spelen. Allerlei vrienden eigenlijk, vaak met mijn broer op bas. Ik kijk daar dan al een week van tevoren naar uit!’
Prince Ahmed project
Behsat Üvez overleed in 2013 en Steven had verder kunnen gaan met een Baraná light, maar dat voelde niet goed. Hij vormde met Sanem Kalfa en George Dumitriu een trio en richtte zich op improvisatiejazz. Tien jaar lang heeft Steven vervolgens niks met muziek uit andere culturen gedaan. Totdat hij door de ZomerJazzFietsTour gekoppeld werd aan de Turkse bassist en improvisator Esat Ekincioğlu, met wie hij ging samenspelen. Kort daarop zag hij de Iraanse snaren- en mondharmonicaspeler Hamid Reza Behzadian spelen, die hij bij hun nieuwe duo voegde. ‘Pas in de tweede instantie realiseerde ik me dat zowel de Turkse voornaam Esat als de Iraanse naam Behzadian taalkundig verwant zijn aan de naam Behsat. Ongelooflijk, het heeft gewoon zo moeten zijn.’
Een spraakmakend project met zijn trio is de muziek voor ‘The Adventures of Prince Achmed’ de eerste avondvullende animatiefilm uit 1926, bestaande uit geknipte silhouetten met gekleurde achtergronden. Deze klassieker van Lotte Reininger was in combinatie met Stevens muziek te zien in het Eye Filmmuseum. Vanaf september 2024 toert de voorstelling langs verschillende plekken in het land met op enkele plekken als speciale gast trompettist Eric Vloeimans.
Wishful Singing
Voor vocaal ensemble Wishful Singing schrijft Steven momenteel een nieuw stuk over Charlotte Salomon, de Joodse schilderes bij wie veel zelfmoord in de familie voorkwam en die zelf in Auschwitz werd vermoord. Ondanks het beladen onderwerp vindt Steven het fijn om een bepaalde lichtheid in de muziek te brengen: ‘Als je het met een fijne licht, bij vlagen zelfs humoristische toets kunt benaderen, komt het eigenlijk op een ander niveau veel heftiger binnen.’ Dit soort tegenstellingen is kenmerkend voor het werk van Steven.
Ook past de ludieke actie als tijdens het orgelfestival in de Nicolaïkerk in Utrecht vorig jaar goed in zijn oeuvre, een festival dat hij met HOT Het Orgel Trio organiseerde om het orgel in een ander perspectief te stellen (zoals het trio zelf ook al ruim 10 jaar doet). ‘We hebben het grootste menselijke orgel gecreëerd in de vorm van 100 blokfluiten die we hebben afgeplakt in verschillende toonhoogtes. Dus iedereen had precies één toon om te blazen, ook het publiek mocht in passages meedoen. Het was natuurlijk een grap, maar ik heb er toch een serieus stuk voor geschreven, dat langzaam vanuit clusters naar een C drieklank toewerkt. En dat was weer een knipoog naar de beroemde orgelcomponist Olivier Messiaen.’
Samenwerkingen
Steven componeert en improviseert met anderen als uitvoerend musicus. De samenwerking met de Franse gitarist Paul Jarret inspireert hem. ‘Hij kan in een muzikale structuur spelen, maar ook heel vrij musiceren. Frankrijk heeft daar een ruime traditie in’.
Als je Frankrijk met Nederland vergelijkt lijkt het alsof bij ons vroeger twee verschillende werelden waren – zeker in de tijd van Willem Breuker. Vrije improvisatoren waren bijna anarchisten die in geen enkele vorm wilden spelen. ‘Een vriendin van mij heeft de term “faarb” geïntroduceerd: het omgekeerde van braaf. Per se niet braaf willen zijn kan ook leiden tot voorspelbare muziek. Aan de andere kant had je de vormspelers, de beboppers etc. die geen zin hadden om vrij te spelen. Ik vind beide scenes fantastisch, maar vind het juist interessant als ze bij elkaar komen. Die clash en wat er gebeurt als je in een vorm speelt, maar dan net met een half been buiten die vorm durft te stappen, of met een heel been, of met twee benen. En wanneer je dan weer terugkomt in die vorm. Louis Sclavis heeft mij bijvoorbeeld altijd geïnspireerd, als basklarinettist maar vooral als componist. Die hele scene daaromheen, met mensen als tubaspeler Michel Godard en Valentin Clastrier, waar ik veel mee gespeeld heb. En jazzviolist Dominique Pifarély, waar ik gelukkig ook mee heb mogen musiceren. Die kun je over een groove laten spelen én strak binnen een bepaalde modaliteit laten improviseren. Maar je kunt ze ook heel vrij laten improviseren. En dat hele grensgebied daartussen. Dat doet Paul Jarret ook. Echt fantastisch!’
Poutpourri van stijlen
Tegenwoordig loopt componeren en improviseren steeds meer door elkaar heen. Veel klassieke musici vinden het zoals vanouds weer interessant om te improviseren. Ook genres smelten samen. ‘Ja, ik hoor graag een jazzband heavy metalachtige elementen gebruiken en andersom.’ Steven richt zich niet op één stijl, omdat er zoveel moois is. ‘Mijn stijl omschrijf ik graag als een gerecht met veel ingrediënten. Ik heb mij in het begin van mijn carrière hier in Nederland soms best ongemakkelijk gevoeld toen ik nog in de jazzscene speelde. Alles viel op zijn plek in het spelen met met Behsat en Baraná, omdat ik allerlei dingen kon doen die ik binnen de jazz op dat moment eigenlijk niet kwijt kon. Zoals mijn liefde voor de weemoedige melodie, voor opwindende hinkstapritmes en voor het oergevoel van de drone, maar tegelijkertijd met genoeg avontuur en genoeg moderniteit. Sindsdien nam ik die vrijheid mee die ik voor mezelf gecreëerd heb binnen Baraná, en schrijf alleen nog wat ik leuk vind. In plaats van alleen maar muziek die netjes binnen de jazzscene of improscene zou passen.’
Zaal van Stevens
Steven heeft zich als musicus enorm ontwikkeld, maar kijkt niet neer op zijn vroegere zelf. ‘Eigenlijk wil ik schrijven voor een zaal van alle Stevens die ik ooit ben geweest en dan muziek maken die voor al mijn vroegere verschijningsvormen te gek is. Het is voor mij een belangrijk criterium dat ik me terug kan verplaatsen in mijn 17-jarige zelf, en hoe ik toen naar muziek luisterde. Met mijn toenmalige openheid, zonder al te veel kennis van dit en dat.’
‘Ik probeer er altijd voor te zorgen dat de sleutel voor het beluisteren van mijn muziek ook in mijn muziek zelf zit, dat je niet eerst het werk van anderen moet kennen. Ik wil ingangen en aanknopingspunten creëren, zodat je ook als onbevangen luisteraar, die niet alleen met nieuwe muziek bezig is, mijn muziek binnen kunt stappen.’
Nieuwe muziek in de huidige tijd
Daarmee snijdt Steven aan het eind van het gesprek nog een heel nieuw onderwerp aan: het verdwijnen van het discours rond nieuwe muziek. ‘Er is een tijd geweest dat mensen recensensies lazen in kranten, dat componisten op elkaar reageerden en dat je op de radio maar een beperkt aantal dingen kon horen. Met streamingdiensten en YouTube zitten we nu in een tijd dat iedereen van alles hoort. Er is zoveel aanbod, alles is zo gefragmenteerd, dat je ervan moet uitgaan dat 80% van je luisteraars van niets weet. Het valt me altijd weer op in hoeverre musici onderschatten hoe onbegrijpelijk hun muziek voor veel luisteraars is. Hoe ga je hen op een of andere manier toch betrekken bij jouw muziek? Ik heb niet de illusie dat je iedereen tevreden kunt stellen. Er zijn altijd mensen voor wie nieuwe muziek te ingewikkeld is. Anderzijds zijn er ook altijd kenners voor wie het te simpel is. Als ik een complexe passage schrijf, probeer ik tegenwoordig om daar dan een andere laag bij te zetten, bijvoorbeeld lange liggende noten, waar je houvast aan hebt. Daarmee creëer ik verschillende niveaus van complexiteit, waardoor je meer ingangen in de muziek creëert.’
‘Ik denk dat als je nieuwe muziek wil maken, in deze tijd, op zo'n radicaal andere manier moet gaan nadenken over wat je doet. Want de goede oude tijd dat mensen echt volgden wat er gebeurde is voorbij. Het gaat ook niet meer terugkomen. Wat dat betreft is internet veel te hapsnapperig. Het internet heeft geen geduld. Als je op Facebook een filmpje ziet, moet het binnen acht seconden aanslaan. Hier moeten we iets mee doen, anders laat nieuwe muziek zich helemaal wegvagen. Anderzijds hoor ik nu ook dat sommige mensen van de weeromstuit iets superzoet gaan schrijven. Gewoon om dan een groot publiek te bereiken. Maar we hebben toch niet voor niets de afgelopen 200 jaar een ontwikkeling doorgemaakt?'
'Ik stel me vaak de vraag: hoe kun je mensen in contact brengen met avontuurlijke muziek? Daarom is educatie zo belangrijk. Als we ons overgeven aan softwarebedrijven uit Silicon Valley dan gaan we geheid verliezen. Alles wordt Artificial Intelligence maar wij hebben net iets anders te bieden, AI kan namelijk niet iets nieuws bedenken. Wij maken anti-AI muziek. Dat moeten we naar buiten zien te brengen. Ingangen creëren voor het publiek dat grotendeels onwetend is. Maar dat kan best uitdagende muziek zijn!’
agenda
Steven Kamperman
Maison Moderne
Altklarinettist Steven Kamperman componeerde de suite ‘Maison Moderne’ tijdens zijn artist-in-residency in Maison Van Doesburg in Parijs. Deze muzikale reis door dit iconische huis combineert […]
Lees meer