Het Lijflied
Lucas Wiegerink daalt in kinderopera af in menselijk lichaam
Componist Lucas Wiegerink ontdekte dat er muziek zit in de geluiden van ons lichaam, van het pompen van het hart, het borrelen van de maag tot de pas ontdekte geluidssignalen waarmee microben in ons lijf communiceren. Hij verwerkte die geluiden in een pakkende opera voor kinderen: ‘Het Lijflied’. Deze coproductie van Opera Zuid met de Nationale Opera en November Music toert momenteel met succes door het land. Dimitri van der Werf ging met Lucas Wiegerink in gesprek over zijn opera en over het componeren voor kinderen, die volgens hem nog alles aankunnen: van Boulez tot Stockhausen.
Het lichaam als een huis vol leven
Lucas Wiegerink schreef met Het Lijflied een ode aan ons lichaam, een drukke machinekamer waarin continu ingenieuze processen gaande zijn. Terwijl wij ons dagelijks leven leiden, slaan legioenen witte bloedlichaampjes aanvallen van virussen en bacteriën af. Het verhaal van de opera (voor 5 jaar en ouder): het meisje Ina kan door een niet nader geduid wonder reizen door haar eigen lichaam, waar ze met het witte bloedlichaampje Bolletje als gids haar organen ontmoet en ontdekt dat ze verliefd is. Haar innerlijke wereld blijkt een levend universum, waar alles met elkaar in verbinding staat. Die reis is opvallend mooi in beeld gebracht, dankzij de ontwerpen van Lobke Houkes en het gerenommeerde kostuumatelier van Opera Zuid. De musici maken deel uit van het oogstrelende toneelbeeld. Een slagwerker, klarinettist en cellist spelen in een elektronische soundscape, die Lucas Wiegerink maakte met Roel Snellebrand. Op het podium verschijnen vier zangers. Alma Terrasse schreef het libretto en tekende voor de regie.
Ver hoefde Lucas Wiegerink niet uit zijn comfortzone te stappen om een opera over ons lichaam te schrijven. “Het menselijk lichaam heeft mij altijd al gefascineerd. Tijdens mijn middelbareschooltijd heb ik de namen van alle 206 botten en botjes uit mijn hoofd geleerd. Als kind koesterde ik het leven. Zo lang als ik me kan herinneren ben ik bezig geweest met het redden van insecten. Ik haalde vliegjes uit spinnenwebben en liet ze weer vrij, omdat ik de dood zo’n vreemd idee vond. Heel lang heb ik ook geen muggen doodgeslagen. Nog steeds vang ik ze liever met een kopje.”
“Aan de Art Science Academy, waar kunstenaars en wetenschappers elkaar kunnen ontmoeten, raakte ik zes jaar geleden in gesprek met de microbioloog Ruth Schmidt. Zij maakte mij ervan bewust dat ons lichaam vol geluiden is. We kunnen makkelijk onze hartslag horen, onze maag horen borrelen. Ook het stromen van ons bloed hebben we weleens beluisterd op een echo. Maar er zijn ook geluiden waarvan we geen idee hebben. In ons lichaam huizen honderden miljoenen microben. Je kunt ze met een elektronenmicroscoop in beeld brengen. Ze zien er prachtig uit! Tegenwoordig kunnen ze het geluid van één enkele microbe detecteren, ze blijken te communiceren met geluidssignalen! Ik weet niet zeker of de mens een ziel heeft, maar als dat zo is, dan moeten microben ook bezield zijn. Soms kun je je eenzaam voelen. Dan vind ik het fijn om te bedenken dat je eigenlijk niet alleen bent. Maar het betekent wel dat je niet alleen voor jezelf zorgt. Ons lichaam is een huis vol leven.”
Van laag gegons tot ijle flageoletten
Het binnenleven in ons lichaam heeft Lucas Wiegerink op muziek gezet. De organen komen één voor één langs. “Eerst laat ik het geluid van een orgaan horen zoals het echt klinkt, in de elektronica. Daarna zoom ik in op dat geluid. Daaruit ontstaat muziek die ik associeer met het orgaan. Soms ligt de muziek in het verlengde van het eigen lichaamsgeluid, zoals het horten en stoten van een darm, maar soms is het ook symbolisch: bij het hart klinkt romantische negentiende-eeuwse muziek.”
“Een van de hoofdpersonen is het witte bloedlichaampjes Bolletje dat het lichaam tegen virussen beschermt. Een vrolijk figuurtje, waar kinderen zich veilig bij kunnen voelen. Ik geef hem vaak jazzy muziek mee. Maar als hij ten strijde trekt tegen virussen, klinkt marsmuziek met snaredrum: een theatrale referentie, een klassiek muzikaal symbool.”
Hoe ben je uitgekomen op de bezetting elektronica, slagwerk, klarinet en cello?
“Dat ik een slagwerker in het ensemble wilde hebben, was voor mij gelijk al duidelijk. Een slagwerker kun je heel makkelijk ruisgeluiden laten spelen, of het pruttelen van de darmen laten nabootsen door belletje te laten blazen in een kom. Druppels kun je laten klinken met een temple block. Op de marimba en vibrafoon kan een slagwerker rijke samenklanken spelen, wat voor de zangers fijn is. Voor de nabootsing van oprispingen, moest ik denken aan de basklarinet. Daarom schreef ik in de partituur ook een klarinetpartij. Met zowel basklarinet als klarinet heb je een enorm bereik, van heel laag – een oergeluid – tot heel hoog. De klarinet kan bovendien heel mooi multiphonics spelen, waarmee ik de hersengolven goed kon verklanken. Ook de cello heeft een groot bereik, van laag gegons tot ijle flageoletten. Omdat vooral kinderen naar de voorstelling komen, wilde ik hun totaal verschillende instrumenten laten zien en ze laten kennismaken met een rijk palet aan klanken, kleuren en stemmen. Kinderen zijn echt in die instrumenten geïnteresseerd. Eén kind heeft tijdens de voorstelling alleen gebiologeerd naar het slagwerk gekeken. Die wordt misschien wel later een slagwerker.”
“Nadat ik het ensemble voor de opera had samengesteld, besefte ik dat ik, op het slagwerk na, dezelfde instrumenten had gekozen als in mijn compositie Microsonic van zes jaar geleden, waarin ik de eerste keer, kort na mijn gesprekken met de microbioloog, een compositie heb gebaseerd op de geluidssignalen van microben. Dat vond ik behoorlijk frappant.”
“Kinderen kunnen echt alles aan, van Stockhausen tot Boulez.”
Is het moeilijk om voor kinderen te componeren?
“Kinderen kunnen echt alles aan, want die zijn nog niet zoals wij beperkt door een dominante muzikale smaak. De meeste kinderen gaan heel open een voorstelling in, die kun je zelfs Stockhausen voorzetten of Boulez. Ze hebben alleen nog niet zo’n grote concentratieboog. Dus een opera van 55 minuten is lang genoeg. Ik heb de Harry Bannink – ik ben gek op zijn liedjes – in mezelf naar boven gehaald om korte scènes te componeren. In de tekst hebben we bewust gekozen voor korte zinnen.”
“Ik daag kinderen uit met mijn muziek. Niet iedereen kan alles volgen, maar er zitten voldoende stukken in die voor alle leeftijden grappig zijn, zoals het knorren van de maag en de scheten. Je houdt natuurlijk rekening met hun belevingswereld. Die is nog minder ontwikkeld dan bij volwassenen, maar hun fantasiewereld is daarentegen veel groter.”
“Het is opmerkelijk hoe verschillend de voorstelling wordt ontvangen. In de Meervaart in Amsterdam reageerde het publiek superenthousiast! Tijdens de voorstelling klonk zelfs applaus. In Leiden hoorde ik kinderen liedjes uit de opera nazingen. Dan denk ik dat ik echt een zaadje heb kunnen planten om ze van opera te laten houden. Maar in Arnhem, mijn eigen stad nota bene, liep een gezin de zaal uit. Voor sommige kinderen is de opera een beetje spannend. Er zitten explosies in en er komt rook van het toneel. Als ze met hun ouders in de zaal zitten, klampen ze zich aan hen vast. Als ze met hun klas naar het theater gaan, zijn ze veel stoerder. Want dan willen ze zich bewijzen tegenover elkaar. Dat is leuk om te zien!”
“Je kunt proberen om een voorstelling te maken die alle kinderen leuk vinden. Maar ik zie kinderen als individuen en niet als een massa. Ze hebben allemaal een andere aandachtsspanne en verschillende interesses. Dat is prima. Ik wilde ook iets schrijven wat ik zelf waardevol vind: een opera met dezelfde lengte als Ravels L’enfant et les sortilèges, een van mijn lievelingsstukken. Ook ik heb een sprookje gecomponeerd, daar kun je door betoverd raken of het doet je niks.”
Een inspirerende samenwerking met Opera Zuid
“Het was inspirerend om samen te werken met Opera Zuid. Voordat de coronacrisis uitbrak, was ik al bezig met het project en had ik al een team om me heen verzameld: de tekstschrijver, regisseur en ontwerper. Waut Koeken, de intendant van Opera Zuid, nodigde mij uit voor een gesprek. Hij was enthousiast maar had op dat moment geen mogelijkheid om de opera op de planken te brengen. Later bleek dat Opera Zuid door de coronacrisis wat geld over had gehouden en kregen we de uitnodiging een pilot te presenteren. Die viel in goede aarde. Opera Zuid vond door het hele land theaters voor Het Lijflied en strikte De Nationale Opera en November Music als coproducenten, zodat mijn opera van de grond kon komen.”
“Waut Koeken heeft het project enorm gesteund. Meestal hoor je niets terug als je als componist een programmeur of intendant benadert. Hij reageerde op mijn mails en ging constructief met ons in dialoog, ook tijdens de repetities gaf hij waardevolle feedback.”
Pingpongen om tot iets beters te komen
Bij Lucas Wiegerink ontvlamde de liefde voor opera al op jonge leeftijd. Als tienjarig jongetje kwam hij terecht als figurant op het toneel van het Muziektheater. Tijdens het Holland Festival in 1996. Pierre Boulez dirigeerde het Concertgebouworkest in de spraakmakende productie van Arnold Schönbergs opera Moses und Aron. “Het was niet echt een kindervoorstelling. We moesten tijdens de orgiescènes het toneel af. Maar ik stond tussen de zangers van het koor. Een van de zangeressen was mijn operamoeder en ik vond het geweldig om haar te horen zingen. En de muziek vond ik overweldigend en prachtig. Dankzij haar wilde ik operazanger worden. Eerder hoorde ik al Wozzeck van Alban Berg. Mijn broer zong mee in het kinderkoor. Ook dat maakte diepe indruk. En ik ben ook nog een speculaasje geweest in Hänsel und Gretel van Engelbert Humperdinck. Vervolgens ben ik gaan zingen in het Nationaal Kinderkoor en heb ik aan veel producties meegedaan.”
Lucas Wiegerink studeerde compositie bij Martijn Padding, Richard Ayres en Willem Jeths. Hij had een goede band met Louis Andriessen, bij wie hij zo nu en dan thuis langs kon komen voor privélessen. Tijdens het componeren van Het Lijflied moest hij regelmatig aan hem denken. “Ik zou hem graag hebben uitgenodigd voor Het Lijflied, als hij nog had geleefd. Ik heb geen idee wat hij ervan zou hebben gevonden. Maar hij heeft mij altijd vertrouwen gegeven in wat ik doe. Daar heb ik veel aan gehad. Hij drukte me op het hart om bij het componeren van opera’s bekende muzikale symbolen te gebruiken: als je twee halve kokosnoten tegen elkaar aan slaat, zoals in The Holy Grail van Monty Python, laat je het publiek meteen aan paarden denken. Ook Louis gebruikte zulke archetypische klanksymbolen in zijn muziek, die heel erg theatraal is.”
“Hij vertelde me om niet bang te zijn voor de reacties van mensen uit de generatie boven mij. Het was volgens hem een goed teken als je ouders je muziek niet kunnen waarderen. Maar in de generatie boven je zitten ook de mensen die in commissies de subsidies verdelen en de programmeurs van wie je afhankelijk bent. Maar Louis vond dat ik me er niets van moest aantrekken als ze mijn muziek niet goed vinden.”
“Louis zei ook dat een stuk voordat je nog een noot hebt opgeschreven op zijn best is. Dat herken ik heel sterk. Als ik begin denk ik: nu ga ik het allermooiste stuk ooit schrijven. Bij de eerste noot gaat het nog goed, maar bij de tweede noot begint de worsteling.”
“Met Louis had ik het over het samenwerken met de regisseur, decor- en kostuumontwerpers. Hij vond nauw samenwerken geen vereiste en zei: componeer je stuk en laat iedereen daarna gewoon zijn werk doen. Je hoeft het echt niet interdisciplinair aan te pakken en elke week met iedereen om de tafel te zitten. Ik heb een interview met hem opgenomen, waarin hij zegt: “Het is een romantisch en burgerlijk idee van kunstliefhebbers dat het pas een mooie opera kan worden als de componist, regisseur en schrijver samen in de kroeg dronken worden en met de armen om elkaars schouders heen geslagen, vol goede ideeën voor geniale opera’s het café weer verlaten.”
“Dat werkt voor mij toch anders. Ik was nauw betrokken bij de totstandkoming van de productie. Soms moet je oplossingen aandragen om de productie goed te laten verlopen, en niet alleen denken vanuit het belang van de muziek. Als de regisseur meer tijd nodig heeft om het toneel te veranderen, kijk ik of ik elementen in mijn muziek kan herhalen om dat mogelijk te maken. Ik vind het waardevol om te pingpongen en ideeën uit te wisselen, om samen tot iets te komen wat beter is.”
Het lijflied
Lucas Wiegerink
Het Lijflied
Een klankuniversum met lichaamsgeluiden. Lucas Wiegerink maakt het hoorbaar in zijn kinderopera ‘Het Lijflied’. Een co-productie van Opera Zuid, De Nationale Opera en November Music.
Lees meer