Een interview met Robin de Raaff
“Tasten naar de uiteinden van tijd en ruimte”
De NTR ZaterdagMatinee brengt op 14 januari het nieuwe orkestwerk ‘Sfera’ van Robin de Raaff in première. Die stond oorspronkelijk op het programma in 2020, maar kon niet doorgaan vanwege corona. De Raaff heeft ‘Sfera’ opgezet als eerste deel van zijn driedelige ‘Symphony No. 5: Allegory of Time’. Met René van Peer besprak hij een aantal mijlpalen die tot dit werk geleid hebben.
“Er zijn momenten waarop je gaat pieken”, zegt Robin de Raaff in zijn werkkamer in een voormalig schoolgebouw in de Amsterdamse Watergraafsmeer. Het is een klein vertrek, dat hij zijn ‘cockpit’ noemt. Er staan twee basgitaren, eentje met frets, eentje zonder. Een keyboard. Een L-vormige werktafel: voor hem twee beeldschermen, links van hem op een plint ruimte voor vijf partituurvellen. Langs de wanden rijen cd’s en lp’s. De laatste voor een aanzienlijk deel gekocht op markten. Hij is vast van plan die allemaal nog te gaan beluisteren. Ooit. Maar vooralsnog heeft hij het druk met lesgeven en componeren, en lezen. Dune van Frank Herbert, tegenwoordig vooral bekend vanwege de verfilming van Denis Villeneuve, ligt op de grond. Sciencefiction is een van zijn liefhebberijen.
Na een omweg langs de vroege muziek van Frank Zappa, die De Raaff bewondert vanwege diens geavanceerde studiotechnieken, komt hij terug op zijn piekmomenten. Hij noemt er vier. “De opera Waiting for Miss Monroe was een groot succes en kreeg internationale aandacht, waarschijnlijk vanwege de titel en het onderwerp. Mijn eerste Vioolconcert ‘Angelic Echoes’ uit 2008, een opdracht van de ZaterdagMatinee. Mijn dubbelconcert voor klarinet en basklarinet, dat ik in 1997 schreef na een masterclass van Pierre Boulez. Die twee instrumenten bij elkaar hebben een prachtige volle klank. Dat was ook een opdracht van de Matinee. Ik weet dan dat ik iets moet wegzetten. Door een combinatie van bevlogenheid en verantwoordelijkheid ga je vanzelf pieken.”
Maar er is een werk dat hij er eerst uit wil lichten, de opera Raaff. Die ging tijdens het Holland Festival van 2004 in première, opgevoerd door De Nederlandse Opera. “Die man heeft echt bestaan. Hij was een tenor die Mozart de opdracht gaf voor het schrijven van de opera Idomeneo. Alles draait om de spanning tussen generaties. Tussen Anton Raaff en Mozart. Tussen Mozart en zijn vader. Het is ook het grondthema van het verhaal van Idomeneo zelf. Die spanning komt ook tot uiting in de bezetting met een keyboard, een drumkit en een fretloze bas.”
“Het heeft overigens tien jaar geduurd voordat Raaff op de planken kwam. De masterclass met Boulez was in 1995 georganiseerd door De Nationale Opera. Daar heb ik artistiek directeur Pierre Audi ontmoet. Ik heb hem het idee voor Raaff voorgesteld. Drie weken later zat ik bij hem op kantoor. Toen hij het eenmaal goedgekeurd had, ben ik aan het schrijven gegaan. Dan vlieg je boven je eigen kunnen uit. Je tast de uiterste grenzen van je talent af. Omdat de dramatiek het fundament van de opera moest zijn, moest ik alle systematiek loslaten. Dat is een climax, maar ook een crisis. In het eerstvolgende stuk kon ik aanvankelijk geen leven blazen.”
Het eerste Vioolconcert is van even groot belang, aldus De Raaff. “Het is een eerbetoon aan Alban Berg, die als motto boven de partituur van zijn Vioolconcert uit 1935 had geschreven ‘Dem Andenken eines Engels’. Waar Berg tegen het einde van zijn compositie een koraal laat klinken, begin ik mijn Vioolconcert ermee. Het is in die zin een spiegeling van zijn stuk.” En het verklaart ook meteen de ondertitel die De Raaff zijn werk meegaf. Overigens was de ‘engel’ die Alban Berg in gedachten had, Manon Gropius, de dochter van architect en oprichter van het Bauhaus Walter Gropius en Alma Mahler, die in 1935 op 18-jarige leeftijd overleed aan polio.
“Ik voelde me in die tijd steeds sterker staan. Ik ontdeed me van alles wat er om me heen had gezeten. Mijn compositiewerk kreeg een eigen momentum. Alles kwam samen in dat Vioolconcert, net als in Raaff. Daarin was dat op het gebied van dramatiek. Nu had ik vrijheid verworven in de omgang met een solist. In wezen schrijf ik voor mezelf. De solist is een spiegel van mij als musicus, en dan met name als bespeler van de fretloze bas, waarop je van de ene toon naar de andere kunt glijden. Als musicus werk ik vanuit de klank en de mogelijkheden van het instrument, en spiegel dat vervolgens weer terug naar het orkest. Dat wordt zodoende een uitvergroting van de solist. Ik merkte dat de kennis van het instrument intuïtief geworden was. Het was geen boekenkennis meer. De Cadenza Corale waarmee het begint, beslaat bijna de helft van het stuk. Het koraal zelf wordt aan het einde gespeeld door twee saxofoons, een eerbetoon aan een vriend van me, de saxofonist William Raaijman, die op jonge leeftijd stierf in de periode dat ik aan het Vioolconcert werkte.”
Bijzonder aan het Vioolconcert is dat De Raaff de strijkerssectie inzet als één grote viool, vol boventonen. Hij laat de muziek beginnen met een cadenza, maar daarin is de solist niet vrij om eigen melodieën te spelen. Alles is genoteerd. De viool klinkt inderdaad als de stem van een engel, hoog en onthecht, bijna ademend in een ‘flautando’ passage. De ijzige hoogten waarin de viool opereert, steken scherp af tegen de donkere bassen die De Raaff eronder geplaatst heeft. De viool stijgt uit boven zijn rol als instrument, en wordt een personage. Niet een van vlees en bloed, maar niettemin een wezen dat een eigen leven lijkt te leiden.
De lessen die hij in Raaff geleerd had kon hij ook toepassen in Unisono, een orkestwerk dat een half jaar later in première ging in het Concertgebouw. Daarin kon hij alles loslaten, zegt hij. Zoals de titel al zegt, gaat het uit van een klank op een toon die uitwaaiert in een groot aantal stemmen om steeds weer bij een toon uit te komen. “In Unisono komen tonen bij elkaar in verschillende kleuren. Er is een uiterst trage melodie die dient als referentiepunt waar alles aan gerelateerd is. Daarin is de hele strijkerssectie samengebald in één toonhoogte. De melodie wordt hoger en sneller, een voor een vallen de lagere instrumenten weg, tot alleen de viool overblijft.”
Maar toen De Raaff aan Sfera werkte, zag hij voor zich hoe Unisono daaruit tevoorschijn kon komen, alsof het ene werk het andere baart. “Ik had altijd gedacht dat Unisono af was. Je kunt Sfera een terugblik op een stuk van twintig jaar geleden noemen, maar het werkt ook als een vooruitblik naar Unisono. Toen ik aan Sfera begon had ik een beeld van alomtegenwoordigheid, van een menselijk perspectief op het heelal. Dat is rechstreeks gerelateerd aan onze waarneming. Als klein kind is de lengte van je arm de grens van je belevingswereld. Je pakt de dingen die zich binnen dat bereik bevinden.”
“Nu zijn we bezig het heelal af te tasten. Je kunt vanuit de aarde alle kanten op kijken. Maar er is een grens aan het waarneembare, en dus zien we het heelal als een bol, wel een heel grote. De instrumenten waar we dat mee doen worden steeds krachtiger en verfijnder. Die kijken steeds verder weg, én steeds verder terug in de tijd. Ze zien steeds meer. Dat doet me denken aan de ervaring die ik als student had: de confrontatie met hoeveel muziek er eigenlijk is. Met het ontdekken van die muziek verrijkte ik mijn muzikale universum op de tast, als de reikwijdte van een kind, en de verwondering van het ontdekken. Daar gaat het stuk over.”
De vraag is wel hoe je een bol verklankt. Enerzijds bereikt De Raaff dat door de strijkerssectie in een halve cirkel op het podium op te stellen, en de instrumenten te laten spelen in hoge en lage registers. Daarnaast bestaat het openingsthema uit bewegingen die uiteen wijken. In de strijkers een eindeloze klank waar delen onafhankelijk van elkaar afbrokkelen. Het geluid wordt zachter, waarmee groeiende afstand gesuggereerd wordt.
“In het Concertgebouw ontstaat die bolwerking vanzelf door de akoestiek. Ik creëer diepte in de orkestrale klank. De klank reikt de zaal in, waardoor ook langs die as diepte ontstaat. Het publiek zit in een bel van klank. In de muziek wordt de bolvormigheid van Sfera onderbroken door een snelle figuur, waarna in diezelfde ruimte deelgebieden ontstaan, en er meerdere bolvormen actief worden. Die snelle figuur ontsteekt steeds nieuwe bollen in een steeds hoger tempo. Dat leidt tot een climax waarna alles implodeert, als raderwerken die vastlopen. De muziek dooft uit, om te eindigen met een grote knal.”
“Dat gebeurt niet als Sfera uitgevoerd wordt met Unisono en Cornucopia. Als ze gezamenlijk gespeeld worden, vormen ze samen mijn Symphony No. 5 “Allegory of Time”. Het is geïnspireerd op een schilderij van Titiaan Allegoria della Prudenza. Daarop staan drie hoofden die de drie stadia van een mensenleven vertegenwoordigen: jeugd, volwassenheid en ouderdom. Een oude man kijkt naar links en kijkt alleen terug in de tijd. De man in de kracht van zijn leven kijkt recht vooruit, blikt in het nu. Het kind kijkt naar rechts, vooruit. Een opschrift op het schilderij luidt: ‘Uit de ervaring van het verleden handelt het heden met wijsheid, opdat het niet handelingen in de toekomst onmogelijk maakt.’ Het is de tijd als fenomeen, en niet alleen de tijdgebonden discipline die muziek is. Sfera is opgedragen aan mijn moeder, Unisono aan mijn vrouw, en Cornucopia beeldt de beweeglijkheid uit van mijn dochter. De hele symfonie is aan haar opgedragen.”
Overigens klinkt in de NTR ZaterdagMatinee van 14 januari alleen Sfera. “Het zou mooi zijn als de hele Symphony No. 5 eens uitgevoerd gaat worden”, zegt De Raaff met een spijtig lachje. “Maar nu is het nog niet zover.”
Agenda
Robin de Raaf
Sfera
Karina Canellakis dirigeert de première van Sfera, waarmee Robin de Raaff een eerbetoon brengt aan Bernd Alois Zimmermann. Helen Grime's nieuwe Vioolconcert krijgt zijn Nederlandse […]
Lees meer