Rob Van Den Broek

Interview met Rob van den Broek

“Ik wil me elke keer verbazen, verwonderen, iets nieuws beleven.”

door Huib Ramaer

Beeldend kunstenaar Rob van den Broek heeft een passie voor nieuwe muziek: voor muziek en klanken die nog niet eerder zijn gehoord. Hij wil daar ook zelf een bijdrage aan leveren en is zelf ontworpen instrumenten gaan bouwen. Hij werkte al samen met Maxim Shalygin, Celia Swart, Anne-Maartje Lemereis, het Utrecht String Quartet, Cello Octet Amsterdam, celliste Maya Fridman, haar collega Katharina Gross en slagwerker Arnold Marinissen. Voor de Dag van de Componist op 17 juni gaat hij samenwerken met Componist des Vaderlands Martin Fondse. Voor diens optredens op zes stations bouwde hij een innovatieve optrommelaar. Huib Ramaer ging Rob van den Broek opzoeken in zijn atelier in Zeewolde.

Naar eigen zeggen is Rob van den Broek geen kenner. 'Ik weet niks van muziek'. Wel bouwer. Instrumentenbouwer wel te verstaan. Geen kenner? Tijdens dit gesprek spreekt hij over sinusgolven, kwarttonen en de subtiele wisselwerking tussen strijkstok, paardenhaar en snaar. Een bewonderaar en een doener met het doorzettingsvermogen van een Belgisch trekpaard. Wanneer iets af is? 'Als je er niets meer straffeloos aan kunt veranderen. Dat is zo gaaf! Als je erin slaagt een onveranderlijke eenheid te maken.'

In de jaren negentig rolde er uit zijn handen een rebec. 'Een klein strijkinstrumentje, die moest ik van mijn juf bouwen. Toen leerde ik al verbindingen maken en zo.' Tien van zijn werken staan sinds 2013 geëxposeerd in Brussel, pronkstukken in het Muziek Instrumenten Museum.

Iemand met een grote dosis daadkracht, fantasie en idealisme, voortgestuwd door een gul vermogen zich te verbazen over alle mensen die nieuwe muziek uit de handen laten vloeien. Zwart leren instapsandalen. Donkeroranje werkbroek: kniestukken en van die zakken voor gereedschap. Pruisisch grijs T-shirt. Drie armbanden sieren zijn rechterpols, een horloge de linker. Ze voeren je blik naar twee sterke handen. Die handen, daar doet hij het allemaal mee.

Verlengstukken van zijn handen

'Kijk, daar staat mijn lintzaag. Hieronder heb ik ook nog allemaal machines staan: een freesmachine, een klopboor. Ik heb een lammellenfrees' (had er nog nooit van gehoord, maar daar kun je sleufjes mee zagen waar zogenoemde 'koekjes' in passen en hopla, je hebt een houtverbinding).

Hiernaast in mijn loods heb ik nog een cirkelzaag. Maar met deze figuurzaagmachine kan ik heel veel, met die lintzaag kan ik veel. En dat is een afkortzaag. Ja, dat is geweldig hoor.' Een afkortzaag? 'Kent je dat niet? Hoekjes zagen: vlak, recht.' Hij wijst op een stukje dik hout. 'Dit gaat kapot, jajajaja. Dit ding is sterk en gevaarlijk. Ik zal 'm even aanzetten, dan schrik je van de kracht. Als je dat ding start…'

Vervaarlijk geluid, hoog toerental. 'Snap je? Je vingers? Die zijn weg. Als je die kracht, als je die niet snapt, dan kan het werk gewoon dwars door je heen slaan.' Wat snappen van kracht inhoudt laat hij zien. 'Bij deze draait dus de zaag naar de machine toe. En als ie maar vast zit hier, dan gaat 't wel goed, dan loopt ie niet weg. Maar je moet echt weten hoe het werkt. Dit is zó sterk. Dus als je niet weet hoe je moet werken, dan kan hij vastslaan.'

Doe je dit met je blote handen? Het blijkt een naïeve vraag. 'Ja, want stel je draagt handschoenen? Flak! Dan trekt ie' m derin.' En weg is je hand begrijp ik.

Dan pakt hij zijn 'nietmachine'. 'Pneumatisch! Hij heeft een compressor. Die slaat dus gewoon: Tsjak! Door zo'n blokje heen.' En dan zit zo'n blokje stevig vast? 'Jazeker, 1521 blokjes.' Het blijkt het geheim achter een prachtige tafel die hij bouwde voor een notaris. Zijn eerste opdracht als meubelmaker. 'Alleen is zo'n stukje hout niet altijd rechtdradig. Er zit soms een knoest in, dus dan slaat zo'n navel terug. Hout kan natuurlijk ook gewoon zeggen: doe-ie! En dan moet je echt je handen niet in de buurt hebben. Je krijgt niet eens de tijd om na te denken.'

Elke machine heeft z'n eigen karakter, zo blijkt. 'Kijk deze is niet zo gevaarlijk. Hier kun je je ook pijn aan doen, maar hier gebeurt niet zoveel. Het is een figuurzaagmachine, dus die maakt geen roterende beweging. Dit is gewoon heel zachtjes en lief.' Hij zet 'm aan. Een gemoedelijk geluid. Het doet denken aan een soort van naaimachine of een stoommachientje. 'Kijk: dit heb ik laatst voor een neefje van me gemaakt, dan ben je gewoon twee uur aan het zagen.' Veel stofzuigers nodig? 'Eentje is genoeg.'

Dodecaëder

Een smalle weg leidt over een dijk tussen zoetwaterplassen in Flevoland naar een industrieterrein in Zeewolde. Op steenworp van de plaatselijke Kringloopwinkel sta ik dinsdag 9 mei in no time oog in oog met een wit pingpongballetje. Het stuitert over snaren, in een ruimtelijk object dat zich uit de platte pagina's van een boek met grafisch werk van M.C. Escher lijkt te hebben losgezongen. Rob laat het object ronddraaien in een houten lijst. Hij noemt het instrument 'Dodalyra'. Hoe hij daarbij komt? 'Het is een dodecaëder', expliceert hij boven het vrolijke snarenspel van het balletje uit. 'En het is een lier, dus het is een dodalyra.' Tegen zulke logica valt weinig in te brengen.

Twaalf vijfhoekige vlakken, twintig hoekpunten, dertig ribben. Plato zag de dodecaëder als kosmische bouwsteen voor de aarde. De Romeinen goten het in brons voor magische begrafenisrituelen. Rob bouwde er eentje van berkenhout en metaal, spande op elk van die twaalf vlakken negen snaren over evenzovele stempinnen, liet de dodalyra z'n magische rol vervullen in Severade, een bezwerend werk van Maxim Shalygin voor Maya Fridman en het Cello Octet Amsterdam. In het werk van Shalygin belandde deze Dodalyra op een schommelende halve maan. Het was de eindsprint van een ongekende Iron Man voor instrumentenbouwers. Zonder de verstilde zee van tijd die zich aandiende met corona, was het waarschijnlijk nooit gelukt. 'Rob ik heb nog een 25ste instrument nodig', zei Shalygin nadat Rob er al 24 had gebouwd. Waarom had hij dat nodig? 'De echo. Hij had een echo nodig.' Oké. Opdracht aangenomen. Maar Shalygin mocht zich er niet mee bemoeien. Rob toog aan de slag. 'Als kind heb ik een keer een kalender gekregen van mijn vader. En dat was een dodacaëder, die heeft twaalf vlakken, en op elk vlak stond een maand. Dus die vorm zat in m'n hoofd. Toen heb ik, kijk hier: zo heb ik 'm ontworpen.' Hij toont zijn maquette van uitgesneden karton. 'Dus dit is de basis. Severade is een ode aan de Noordzee.' De halve maan symboliseert de schommelbeweging van de golven, van de getijden, van eb en vloed.

352406237 728298118985880 1756123802202765365 N

Optrommelaar

De waanzinnige instrumenten voor Severade zijn weleens getypeerd als een vorm van neo-futurisme, een nieuwe mijlpaal in de muziekgeschiedenis die met de Intonarumoris van Luigi Russolo in 1913 begon. Rob's nieuwste schepping, is in aanbouw voor De Dag van de Componist. 'Hebben jullie nog iets nodig?', had hij Esther Gottschalk en Martin Fondse gevraagd. 'Waar denk je aan? Nou, ik denk aan een herriemachine.' Basismateriaal ervoor vond hij op marktplaats. Ging hij het afhalen, kwam hij bij een mevrouw met negen kinderen in Barneveld. 'Ik heb daar een hele middag gezeten, gepraat. Over het geloof en alles. Ik heb me kapot gelachen met die vrouw. Dat zijn van die cadeautjes die je krijgt hè.' Voor haar kroost op de benen stond, reed ze het rond in een klassiek model kinderwagen. Nu staat haar duwwagen in zijn atelier. Hij heeft van die wulpse vormen. Zo'n oud-Engelse gouvernante-kar met elliptische vering. Een grote trom en een kleine xylofoon hebben de ligplaatsen van de kinderen intussen ingenomen. Martin Fondse komt hier binnenkort over de werkvloer. De Componist des Vaderlands zal dan zijn wensen kenbaar maken. Rob zal zijn herrieschopper in samenspraak met de componist voltooien. 'Aan de zijkant komt het logo van New Music NOW en Dag van de Componist. Mooi hè!' Voor de trom heeft hij nieuwe vellen besteld. Ook daar komt het logo op. Ineens haalt hij bestek uit de kinderwagen. 'Voor het publiek!' Hij had er al veel succes mee in workshops met altviolist en improvisator Oene van Geel. 'De lepelcompositie!' Rob wrijft twee lepels tegen elkaar. Een prikkelend ritmisch geluid. 'Dus die heb ik straks gewoon bij me. Hoe het verder gaat hangt af van wat Martin wil. Als Martin vraagt: als je nou dat dingetje erbij zet, dan kan ik 'm ook daarvoor gebruiken. Dan ga ik dat er gewoon voor hem inzetten.'

Beeldend kunstenaars zijn verzamelaars. Stellingkasten boordevol hout. Ladenblokken. Ze vullen de ruimte. Gereedschap en vervaarlijke zaagmachines verraden het vakmanschap waarmee hier gewerkt wordt. Materiaal, instrumenten en objecten hangen aan touwtjes aan de muren, smekend om bewerkt of bespeeld te worden: een reeks gedraaide stokken, de een versierd met houtsnijwerk, de ander bewerkt tot fluit met op toon geveilde gaten. Luitachtige tokkelinstrumenten, een rockgitaar, een Brabants bonte tas met ROB erop. Over het rood-wit motief hangt een houten klomp. Waar is dit begonnen?

‘Het is natuurlijk in eerste instantie fascinatie voor muziek, vooral voor nieuwe muziek! Bach, Mozart, Haydn, allemaal prima, maar op het puntje van m’n stoel ga ik er niet meer van zitten. Ik wil me elke keer verbazen, verwonderen. Iets nieuws beleven. Dat zijn de dingen waar ik altijd naar op zoek ben. Ik ben een maker. Of het nou sieraden waren of meubelen. Elke dag moest of moet ik iets maken. Heb ik altijd gedaan. Vanaf mijn vijftiende.’

‘Weet je, soms zeggen mensen: je bent uniek! Ik realiseer het me niet, ik weet het niet en ik hoef het ook niet te weten. Daar zit het 'm ook niet in. Het interessante zit in de verbinding met mensen.’

De loods

Rob neemt me nog even mee naar zijn loods voor een showcase van zijn instrumenten. Een Hollands fietswiel is inzet van een circulaire panfluit. Pijpen hangen aan het wiel in een houten frame. Rob laat ze ronddraaien en hoeft er maar tegenaan te blazen of er klinkt een razendsnelle notenreeks. Belletjes, kunstig opgehangen aan alweer zo'n fraai houtwerk bieden twinkelend slagwerkgenot. Vijf uit hout gedraaide ballen slaan tegen messing orgelpijpjes in een lijst waaraan ook een bekken hangt. Een meer dan manshoge metalen paal is voorzien van kam en snaren, verbouwd tot een soort van heavy metal contrabas. Hij laat zijn bas vervaarlijk snorren.