Een interview met stadsbeiaardier Gijsbert Kok
Nieuwe noten over de daken van de stad
Weinig musici bereiken zoveel luisteraars als beiaardiers. Als stadsbeiaardier Gijsbert Kok het openingsconcert speelt van het Haagse programma tijdens de Dag van de Componist, vanaf de toren van de Grote Kerk, dan kunnen bewoners en passanten in de binnenstad meeluisteren. Ze krijgen een gevarieerd programma van drie kwartier te horen met korte stukken: een staalkaart van de speel- en klankmogelijkheden van het carillon. Over de daken klinken werken van Henk Bading, Cornelis de Bondt, Gilius van Bergeijk, Sylvia Maessen en Roel van Oosten. Ook stukken van Haagse compositiestudenten staan op het programma.
De oogst van een hele eeuw carillonmuziek: slechts 11 preludes uit Leuven
Gijsbert Kok en ik treffen elkaar in de Nutstuin, een groene oase bij het Nutshuis aan de voet van de Grote Kerk. De plek bij uitstek om in alle rust te luisteren naar zijn carillonbespelingen.
Met zijn ambt voegt Gijsbert Kok zich in een respectabele muziektraditie van Nederland en Vlaanderen, eeuwenlang de voornaamste landen voor de beiaardcultuur. ‘Zijn’ carillon hangt al sinds 1689 in de kerktoren. “Een groot aantal van de originele klokken hangt er nog steeds, maar het zijn er nu meer dan destijds. De originele beiaard had een omvang van drie octaven. Dat zijn er in de twintigste eeuw vier geworden. De nieuwe klokken zijn in de twintigste eeuw gegoten.”
Je verwacht dat voor een instrument met zo’n lange traditie een omvangrijk repertoire is uitgegeven. Maar de plank met carillonstukken van voor 1900 is verrassend leeg. “Beiaardiers hebben altijd geïmproviseerd en arrangementen gespeeld van andere stukken, vaak populaire volksliedjes. Er waren weinig beiaardiers. Beiaardmuziek was voor uitgevers totaal niet rendabel. De Elf preludes van beiaardier Matthias Van den Gheyn uit Leuven vormen het complete uitgegeven achttiende-eeuwse repertoire voor carillon. De meeste stukken werden met handschriften verspreid.”
Voorbij folklore en nationalisme
“Pas aan het eind van de negentiende eeuw is het componeren voor carillon echt begonnen. In een tijd dat het nationalisme opleefde. De carillons kwamen uit de Gouden Eeuw, dus die werden gerestaureerd. In druk verschenen allerlei stukken: vooral volksliedbewerkingen, marsen … traditionele toegankelijke muziek.
In de loop van twintigste eeuw raakte het instrument los van de folklore. Dat is mede te danken aan de beiaardcultuur die in de Verenigde Staten kort na de Eerste Wereldoorlog tot bloei kwam. Het verhaal gaat dat hogere Amerikaanse militairen tijdens de oorlog geïntrigeerd raakten door de carillons, die ze aantroffen in de klokkentorens van kapotgeschoten Vlaamse steden. Daarna zijn in de VS, als in memoriam voor de gesneuvelde soldaten, meerdere carillons geïnstalleerd, op de campus van verschillende universiteiten en in stadhuizen. Dankzij steun van John D. Rockefeller kreeg Amerika carillons die veel zwaarder en groter zijn dan in Europa. Vanaf de jaren zeventig zie je een enorme opbloei van de beiaardcultuur in de VS. Allerlei componisten zijn daar voor carillon gaan schrijven. Dat is ook weer naar ons overgewaaid.
Je hebt twee soorten beiaardcomponisten: beiaardiers die ook voor hun instrument componeren en componisten die het erbij doen. Soms blijft het bij een enkel stuk. Dat is jammer, want componisten gaan voor beiaard beter schrijven als ze het vaker doen. Ik begin mijn recital met Henk Badings. Die heeft voor carillon meerdere stukken gecomponeerd. En dat is echt goede muziek.”
Waar moet je als beginnende beiaardcomponist aan denken? “Als een klok is aangeslagen, kun je die niet dempen. Hij klinkt uit, dus daar moet je rekening mee houden. Hoe groter de klok, hoe langer de naklank. Dus als je drukke passages voor lage klokken schrijft, moet je niet verwachten dat je zachte passages bovenin ook nog kunt horen. Het aantal noten dat je tegelijkertijd kunt aanslaan is beperkt. Je hebt maar twee voeten en twee handen, en je speelt meestal met je vuisten. Met een open hand kun je twee toetsen pakken, maar die moeten dicht bij elkaar liggen.
Daarom speel je als beiaardier veel arpeggio’s als je meerstemmige akkoorden wilt laten horen of meer dan vier stemmen. Een tremolo, met twee toetsen snel repeteren, is effectief. Dan kun je een crescendo of decrescendo maken. Je moet weten wat de omvang is van het carillon waar je voor schrijft. Hier in Den Haag hangen 51 klokken. Veel carillons hebben 48 klokken voor 4 octaven of 47, dan mis je er 1 in de bas. Je hebt ook instrumenten in middentoonstemming.”
Gelijkzwevende klokken
“De klokken in zeventiende-eeuwse carillons zijn in middentoonstemming gegoten. In de jaren dertig hebben ze bedacht dat de klokken van de Grote Kerk in Den Haag gelijkzwevend gestemd moesten worden. Alle klokken zijn uit de toren gehaald en naar Engeland gebracht. Daar zaten toen betere gieters dan in Nederland. Je kon daarna in alle toonsoorten spelen, maar de klokken klonken wel iets minder mooi. Want stemmen houdt in dat je metaal uit de binnenkant van de klokken slijpt. Dan worden ze iets dunner. In de Grote Kerk hangt het enige omgestemde carillon ter wereld. Nieuwere carillons zijn meteen gelijkzwevend gemaakt.
Bij een klok hoor je veel boventonen. Het duidelijkst hoorbaar is de kleine terts. Octotone stukken passen goed op het carillon, want daar zitten veel kleine tertsen in. Ik speel op de Dag van de Componist een stuk van Roel van Oosten. Hij gebruikt alle mogelijkheden van het instrument en gebruikt veel kleine tertsen en tritoni waardoor het goed klinkt. En het is lekker ritmisch. Een stuk waar hij goed over heeft nagedacht, dat ik vaker speel, ook op andere carillons.”
Als componisten voor jou iets componeren, dan gaat dat in nauw overleg? “Vaak wel. Ik neem een componist natuurlijk mee de toren in. Dan laat ik zien en horen wat allemaal mogelijk is. In mijn recital speel ik een aantal stukken van studenten die destijds aan het Koninklijk Conservatorium hebben gestudeerd. Die zijn in dialoog met mij tot stand gekomen. Het was een mooi project. Sommige studenten schreven gelijk iets wat goed klinkt en goed speelbaar is. Anderen maakten het veel te ingewikkeld of juist veel te simpel. Het is best lastig om daarin een goede balans te vinden.
In mijn recital klinken ook vijf korte stukken van Sylvia Maessen. Een tijd geleden was ik beiaardier in Weesp. Zij woonde daar in de buurt en heeft toen iets voor het carillon geschreven. Ik vind het leuk om het nog eens uit te voeren.
Ik speel ook een stuk van Yota Morimoto. Hij ging een keer mee met een rondleiding in de toren van de Grote Kerk. Aan zijn vragen kon ik opmaken dat hij meer over muziek wist dan de gemiddelde bezoeker. Een paar maanden later verraste hij mij per e-mail met een zelfgeschreven stuk, dat ik graag speel. Hij bleek componist te zijn.
Kun je carillon ook met andere instrumenten combineren? “Dat gebeurt best vaak. Ik heb het ook in de Grote Kerk gedaan, met koperkwintet, met slagwerk. Dat is heel leuk. Maar de coördinatie om samen te spelen is best lastig als je bovenin de toren zit. We hebben het koperkwintet op de omloop van de toren laten spelen. Maar dan hoor je beneden vrijwel niets. We moesten de koperblazers onderaan de toren zetten. Je hebt goede apparatuur nodig om elkaar te kunnen zien en horen. Een keer heb ik samengespeeld met een harmonieorkest in Zoetermeer. Ik zat midden tussen de klokken. Die maakten zo ontzettend veel lawaai, dat ik van dat hele orkest twintig meter verderop amper nog iets kon horen.”
Het afdalen uit de toren duurt tien minuten. De luisteraars zijn meestal dan weer vertrokken. Krijg je reacties? “Mensen kunnen per e-mail reageren via de Stichting Grote Kerk of via de gemeente. Een slagwerker uit de buurt reageert vaak enthousiast op de hedendaagse composities die ik speel. Onlangs nam ik een Oekraïens stuk op in mijn recital, waarvan ik dacht dat niemand het zou herkennen. Een Oekraïense die hier vlakbij woont was geraakt dat ik het had gespeeld. Maar als ik iets uit de Sound of Music speel, kreeg ik toch de meeste respons.”